‘Zorginstellingen moeten over hun eigen grenzen heen kijken’
Edwin van der Meer is een gepassioneerd zorgbestuurder. Hij gelooft heilig in de effectiviteit van transmurale zorg. ‘Het is zó belangrijk om ziekenhuiszorg niet te isoleren, maar om samen te werken met andere zorgpartijen.’
Toen Edwin van der Meer veertien jaar geleden bij het BovenIJ ziekenhuis kwam werken, was de oude kantine van de NDSM-werf een van de hoogste gebouwen in Noord. ‘Inmiddels is dit gebied omgeven door wolkenkrabbers en bouwkranen’, zegt de huidige RvB-voorzitter van het BovenIJ. ’Het zegt iets over de groeiende en diverse populatie in Noord. Arbeiders, jonge hoogopgeleiden, expats en migranten. Van der Meer: ‘De hele stad komt het IJ over. Aan de gemeente de uitdaging om al die verschillende populaties met elkaar te verbinden. Dat proberen wij als ziekenhuis ook al sinds meer dan tien jaar.’
Op welke manier zorgt het BovenIJ voor die verbinding?
‘Door zorg en welzijn niet los te zien van elkaar. Soms is het overduidelijk dat er een achterliggend probleem schuilgaat achter een zorgvraag. Dat kan armoede zijn, schulden, eenzaamheid, noem maar op. We nemen dat niet voor kennisgeving aan, maar communiceren dat richting huisartsen, GGZ-instellingen en andere zorgprofessionals. Die pakken die problemen dan op. We doen dit in het programma Beter Samen in Noord van de Krijtmolen Alliantie, een initiatief van acht bestuurders uit zorg en welzijn. Ook hebben we een Gezond Noord-Loket van het welzijnswerk in het BovenIJ. Dat wordt fysiek bemenst door professionals van de De Sociale Maatschap, de grootste aanbieder de welzijnsstichtingen. Voor de duidelijkheid: wij leveren als ziekenhuis uitsluitend ziekenhuiszorg. Dat moet ook. Maar om goede, betaalbare zorg te kunnen blijven leveren, moeten we wél samenwerken en over onze eigen grenzen heen durven kijken.’
U bent opgeleid als fysiotherapeut. Hoe kwam die overstap naar een bestuursfunctie bij een ziekenhuis tot stand?
‘Ik zag te vaak dat dingen in de zorg die niet gingen zoals ze moesten. Met soms heel nare gevolgen voor patiënten. Dat kwam vooral omdat we niet goed hadden geluisterd naar zowel patiënten als medewerkers. Dat stoorde me enorm. Dat moest beter, vond ik. Zij weten tenslotte als geen ander wat er beter kan. Zoeken naar hoe het beter kan, was en is ook mijn drijfveer. Altijd. Ik besloot in de avonduren commerciële economie te studeren en ging de patiënt zien als een klant. Deze heeft recht op transparantie en moet weten waar hij het best terecht kan voor welke behandelingen. Dat was in 1991, toen ik afstudeerde, als vloeken in de kerk. Daarna werd ik manager in het VUmc en besloot ik – wederom in de avonduren – Organisatie en Beleid te studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ik specialiseerde in interorganisationele netwerken. Vandaar ook mijn passie voor samenwerken. Ik geloof daar heilig in.’
Wat betekent uw visie op samenwerken voor het inrichten van de zorgpaden?
‘Het is vooral belangrijk dat we ze transmuraal maken en ook hiervoor de krachten bundelen met verschillende soorten zorgverleners. We weten dat zorg slechts voor ongeveer elf procent de gezondheid bepaalt van een patiënt. Alle andere determinanten van gezondheid betreffen de sociaaleconomische situatie van een patiënt, de leef- en werksituatie, voeding, enzovoorts. Daarom is het zo belangrijk om ons eigen specialisme – ziekenhuiszorg – niet te isoleren, maar samen te werken met andere zorgpartijen en de zorg tussen verschillende soorten ziekenhuizen te verdelen. Neem slokdarmoperaties. Die doen wij niet. Die patiënten sturen we dus door naar andere ziekenhuizen. Daarbij moet je elkaar ook het een en ander gunnen.’
U bent een voorstander van netwerkzorg?
‘Absoluut. Daar geloof ik sterk in. Zo heeft minister Kuipers hier een jaar geleden de Spoedpost Noord geopend. Dat is een samenwerking tussen Huisartsenposten Amsterdam en de spoedeisende hulp van het BovenIJ. De patiënt die zich daar meldt, komt dan vanzelf op de juiste plek terecht. Dat kan de huisarts zijn of een SEH-arts maar ook een zelfzorgadvies. Daarmee maak je de zorg voor patiënten ook wat overzichtelijker en laagdrempeliger.’
Welke factoren houden die netwerkzorg tegen?
‘De uitwisseling van data is er één. We moeten gewoon over data van patiënten kunnen beschikken om hen snel en efficiënt te kunnen behandelen. Dat is des te belangrijker wanneer we transmurale zorg centraal stellen in zorgpaden. Daarnaast is de financiering van zorg vaak nog een beperkende factor.’
Hoe kan technologie bij dit alles helpen?
‘Bijvoorbeeld om data te genereren en beschikbaar te maken voor gebruikers. Als we voldoende data hebben is er veel mogelijk. Wanneer we dat combineren met de mogelijkheden van AI dan kunnen we bijvoorbeeld voorspellen hoe groot de risico’s zijn op bepaalde ziektes, kunnen we beter diagnosticeren, beter weten wat de beste behandelingen zijn, enzovoorts. Gelukkig wordt technologie ook steeds toegankelijker omdat apparaten makkelijker en steeds meer via apps te bedienen zijn. Daardoor kunnen steeds meer zorgprofessionals en patiënten er gebruik van maken.’
In hoeverre helpt technologie met het efficiënt inrichten van de zorgpaden?
‘Technologie is op dat gebied een gamechanger omdat steeds meer werkzaamheden digitaal kunnen worden uitgevoerd. Daardoor wordt het invoeren of beheren van gegevens bijvoorbeeld een stuk makkelijker en hoeven zorgverleners steeds minder vaak fysiek op één locatie te zijn. Dat maakt het werk veel efficiënter. Ook zijn er steeds meer mogelijkheden op het gebied van thuismonitoring waardoor steeds minder patiënten een ziekenhuisbed in beslag nemen en vanuit hun huis worden begeleid bij het genezingsproces. Dat levert veel meer comfort en gemak op en het ontlast het zorgpersoneel. De zorg moet technologische ontwikkelingen wat mij betreft dan ook vol omarmen. Technologie gaat ons helpen om de zorg nog beter en betaalbaar te houden. Samenwerking moet verder reiken dan tussen zorgpartijen alleen. Het betreft ook heel nadrukkelijk technologiepartners. Wij hebben verstand van de zorg, andere partijen van technologie. Ook die werelden moeten samenkomen.’
Wat zijn de belangrijkste belemmerende factoren voor de uitrol van meer technologie in de zorg?
‘Niet alle systemen communiceren goed met elkaar en er bestaat nog wat koudwatervrees onder de gebruikers ervan ten aanzien van de rechten en plichten rondom bijvoorbeeld het gebruik van AI. Tot slot is er nog de belemmering dat lang niet alle patiënten, zeker niet hier in Amsterdam-Noord, over een smartphone beschikken. Dat maakt het ingewikkeld om digitaal met hen te communiceren. En we zijn er als BovenIJ wél voor iedereen. Ook voor diegenen met lagere taal- en zorgvaardigheden. Daarom hebben we in het BovenIJ en loket ingericht voor mensen die minder digitaal vaardig zijn. Hiermee helpen we hen hun digitale vaardigheden te verbeteren.’
Hoe zit het met de rest van communicatie naar doelgroepen die minder taalvaardig zijn?
‘We proberen mensen zoveel mogelijk aan te spreken in hun eigen taal en op hun eigen taalniveau. We hebben hier zorgconsulenten die meerdere talen spreken en die kunnen bemiddelen tussen patiënten en zorgverleners zodat ze samen het goede gesprek kunnen voeren. Daarnaast gebruiken we de ‘Beter Dichtbij app’ voor laagdrempelige communicatie met onze patiënten en de Luscii-app voor thuismonitoring en thuisbegeleiding.’
Een van de doelstellingen in het Integraal Zorgakkoord is ‘passende zorg’. Hoe kijkt u daarnaar?
‘Het gaat er vooral om dat een patiënt de juiste zorg, door de juiste professional op het juiste moment krijgt. Dat is de grootste uitdaging. We willen waarde blijven toevoegen aan de zorg voor de patiënt en geen onnodige zorg leveren. Daar zijn we helemaal voor. Tegelijkertijd hoort daar ook een passende bekostiging bij. Helaas zijn er heel veel voorbeelden van passende zorg die leiden tot minder inkomsten. En de marges voor ziekenhuizen zijn al heel laag. Zo hadden wij vorig jaar een rendement van 0,3 procent. Daar zit dus geen rek meer in. Daar maak ik me wel zorgen over.’
Terugkomend op uw motivatie voor dit werk, is het inderdaad gelukt om de dingen beter te doen?
‘Dat moet je eigenlijk aan anderen vragen en het kan natuurlijk altijd beter, maar ik vind van wel. Ik probeer de werkvloer te betrekken bij alle beslissingen, goed naar medewerkers en patiënten te luisteren en de organisatie zo plat mogelijk te houden.’
Tot slot. Hoe ziet u de ideale toekomst van zorg?
‘Daarin zijn zorg en welzijn nóg meer met elkaar verbonden in de vorm van een netwerk. Grenzen vervagen tussen de verschillende domeinen en we worden niet meer gehinderd door bekostiging, wetgeving, regulering, ICT enzovoorts. Alleen op die manier kunnen we aan de groeiende zorgvraag blijven voldoen.’
Het belang van open datastandaarden en interoperabiliteit
Om het gat tussen dagelijkse realiteit en technologische belofte te dichten, is het van belang dat ziekenhuizen het volledige potentieel van data en AI kunnen benutten. Interoperabiliteit en gestandaardiseerde gegevensuitwisseling tussen verschillende ziekenhuizen en zorgsystemen is hierbij essentieel. Gegevens moeten beschikbaar zijn in formaten die moeiteloos, transparant en veilig kunnen worden gedeeld. Philips promoot het gebruik van open datastandaarden en interoperabiliteit, om zorgverleners in staat te stellen gegevens op een zinvolle manier met elkaar te verbinden en te integreren.